|
Achtergrond informatie Russisch-Orthodoxe liturgie en zang.
In de Russisch-Orthodoxe liturgie is zang een onmisbaar element, verbonden aan alle
onderdelen van de Russisch-Orthodoxe liturgie.
Liturgie en zang worden geregeld door de
"Typikon": een liturgisch boek, dat volgens kerkelijke cycli instructies geeft over de te
volgen ceremonieën. De gezangen zijn niet bedoeld als opluistering van de liturgie, maar
worden uitgevoerd vanwege het gebed dat erin besloten ligt. Orthodoxe kerkzang is een gebed
dat door slechts één instrument ten gehore kan worden gebracht, namelijk door de menselijke
stem. Instrumentale muziek komt in de Russisch-Orthodoxe kerk niet voor, omdat het afleidt
van het gebed en de geest op de wereld richt.
De Typikon volgt verschillende cycli. De eerste wordt bepaald door het normale verloop van
het kerkelijk jaar, die begin september begint en die bepaald wordt door de heiligenkalender.
Daarnaast bestaat er een cyclus van de paastijd, die afhangt van de eerste volle maan na het
begin van de lente en daardoor ieder jaar verschilt. Nog een andere cyclus is die van de acht
tonen (de tonen van het octaaf) die begint op de tweede zondag na Pinksteren. Iedere week
volgt er een andere toon en na de achtste toon begint men weer bij de eerste. verigens heeft
iedere heilige en ieder feest ook weer een eigen toon, zodat er in bijna iedere dienst in
meerdere tonen gezongen wordt.
De gezangen uit de achttoonscyclus werden samengebracht in de "oktoichos": het "Boek van
Acht Tonen". In de achtste eeuw gaf Johannes Damascenus, een Byzantijns filosoof en
theoloog, de Oktoichos uit, aangevuld met zijn eigen gezangen. In deze vorm kreeg de
Oktoichos een plaats in de Russisch-Orthodoxe kerkzang.
De Byzantijnse zangstijl werd in Rusland overgenomen toen Rusland vanuit Byzantium
gekerstend werd. De Slavische gebieden werden vanuit Constantinopel bestuurd, van waaruit
de plaatselijke taal, en niet het Latijn, als liturgische taal werd voorgeschreven. Daarom werd
de Byzantijnse zangwijze aangepast aan de Slavische taalwendingen. Toen de betrekkingen
met Constantinopel wegvielen ontstond er een zangstijl die was gebaseerd op Byzantijnse,
Latijnse en Bulgaarse elementen. Deze "neumenzang" (in het Russisch: "znamennyj rospev")
werd gekenmerkt door symmetrische ritmes en door opdeling in gelijke tijdseenheden. Tot in
de zeventiende eeuw, toen westerse invloeden hun intrede deden, werd deze neumenzang
toegepast.
Halverwege de zeventiende eeuw deed vanuit de Oekraïne de "partensi-zang" haar intrede in
de Russische koorzang. Liederen die bekend waren als neumenzang werden volgens de
nieuwe partensi-stijl uitgevoerd. Uit deze periode stamt de kenmerkende tenor als leidende
melodiestem. In dezelfde periode bereikte ook een Italiaanse invloed de Russische liturgische
koorzang, doordat veel Russische componisten onderwijs ontvingen van hun Italiaanse
collega's die zich in Sint-Petersburg en Moskou hadden gevestigd. De gebroeders Vasili en
Savva Rogov (begin 17e eeuw) en Sergej Rachmaninov (begin 20e eeuw) zijn voorbeelden
van componisten die voor de Russische liturgische koorzang van belang waren.
Na de Oktoberrevolutie in 1917 brak een tijd aan waarin de Russische kerk en haar priesters
onderdrukt werden. De Russische kerkzang verdween in die periode nagenoeg. Pas sinds de
jaren zeventig van de twintigste eeuw wordt in Rusland de liturgische kerkzang weer in de
praktijk gebracht.
info en boekingen: Dik Bolkestein, Tolhuisweg 43, 8443 DY Heerenveen, tel.: 0622 542025
|
|